Leeswijzer
In deze paragraaf volgt eerst een uiteenzetting over het beleid. We gaan hier ook in op de aanpassing van de investeringsplanning en geven aan wanneer uw raad daarover een besluit kan nemen. Vervolgens geven we in de paragraaf 'Investeringsplan' een totaalbeeld van alle specifieke investeringen (bestaand en nieuw). We geven daar ook inzicht in en toelichting op de aanpassingen op bestaande kredieten. Daarna presenteren we de nieuwe investeringen en geven bij dat onderdeel ook inzicht in de beschikbare investeringsruimte. Tot slot geven we een totaalbeeld van de 'Bulkinvesteringen' en 'Investeringen met eigen dekking'. Deze investeringen zijn niet meegenomen in het overzicht 'Investeringsplan'.
Beleid
Investeringen worden gedaan om de stad te veranderen, te verbeteren en te vernieuwen. We maken onderscheid tussen specifieke investeringen, bulkinvesteringen en investeringen met eigen dekking. Bulkinvesteringen zijn jaarlijks terugkerende kredieten waarvoor elk jaar uitvoeringsplannen worden vastgesteld. Het betreft verschillende kleinere investeringen, zoals investeringen in gemeentelijke accommodaties, bedrijfsinvesteringen en woonomgevingsverbeteringen. Investeringen met eigen dekking krijgen dekking uit een reserve of worden gedekt door jaarlijkse opbrengsten, zoals de rioolheffing. De specifieke investeringen nemen we op in het Investeringsplan.
Investeringsplan
In het Investeringsplan staan de specifieke investeringen, en nemen we ook de investeringen mee die worden uitgevoerd via de planexploitaties van het Ontwikkelingsbedrijf. Na gereedkomen van deze investeringen, worden zij opgenomen in de activa-administratie van de gemeente. De tussentijdse verantwoording over die investeringen nemen we op in de Voortgangsrapportage grote projecten (VGP).
Planexploitaties
Binnen planexploitaties worden ook andere investeringen gedaan, bedoeld om het gebied te ontsluiten en bewoonbaar te maken. Na afronding van de planexploitatie heeft de gemeente dan de beschikking over investeringen die betaald zijn binnen de planexploitatie. Dergelijke investeringen worden meegenomen en financieel gedekt in de plannen in het VGP en zijn dus niet meegenomen in het investeringsplan.
Kapitaallasten
Direct na het gereedkomen van de investering komen de afschrijvings- en rentelasten (kapitaallasten) jaarlijks ten laste van de begroting. Uitgangspunt van ons investeringsbeleid is dat het niveau van onze kapitaallasten stabiel blijft. De jaarlijks beschikbaar komende ruimte wordt weer als dekking ingezet voor nieuwe investeringen. Als de ruimte ontoereikend is voor nieuwe investeringen, stellen we voor hoe de ruimte kan worden vergroot.
Aanpassing investeringsplan
De huidige meerjarige investeringsplanning is niet realistisch. Budgetten zijn gereserveerd, maar de ervaring van de afgelopen jaren leert dat realisatie daarbij achterblijft. Gebleken is dat de afgelopen jaren gemiddeld 45 miljoen euro aan investeringen is uitgegeven. Op basis daarvan heeft ons college het ambitieniveau vastgesteld op een investeringsbedrag van 90 miljoen euro per jaar. Het ligt dus in de rede om de investeringsplanning aan te scherpen. In deze begroting hebben we al een slag gemaakt, maar een verdere aanscherping naar een investeringsbedrag van 90 miljoen euro per jaar kunnen we binnen het tijdsbestek van het opstellen van de Stadsbegroting 2025 niet afronden. We gaan er de komende tijd verder mee aan de slag.
We hanteren de volgende uitgangspunten:
- Overwegende dat we de afgelopen jaren gemiddeld 45 miljoen euro per jaar aan investeringen hebben uitgegeven, is de huidige investeringsplanning niet realistisch.
- Vanuit het perspectief dat overprogrammering moet zorgen voor voldoende flexibiliteit en beschikbaarheid van voldoende budgettaire ruimte om investeringen te realiseren, gaan we daarom uit van een investeringsbudget van 90 miljoen euro per jaar (zijnde 200% van het jaargemiddelde van de afgelopen jaren).
- We houden vast aan het huidige investeringsplan en de nieuwe investeringsclaims, met dien verstande dat we maximaal 90 miljoen euro per jaar denken te kunnen realiseren.
- Van de investeringsbedragen die begroot zijn voor de jaren 2024 tot en met 2026 moet nader worden bepaald hoe deze verder in de tijd kunnen worden weggezet.
- Op basis van de ervaring in het verleden hanteren we nu een onderuitputting op de kapitaallasten van 5,5 miljoen euro per jaar. Dit bedrag stellen we bij naarmate de investeringsplanning verder is aangescherpt. Als de planning is aangescherpt tot een investeringsbedrag van 90 miljoen euro per jaar, hanteren we geen onderuitputting op kapitaallasten.
Voordat we per investering de planning onderzoeken, gaan we eerst alle investeringen indelen in groepen.
Groep 1: investeringen waarmee al een aanvang is gemaakt en die niet zonder kapitaalvernietiging of bestuurlijke afbreukrisico’s kunnen worden stopgezet.
Groep 2: investeringen waarmee nog geen aanvang is gemaakt en die nog wel uitstel dulden, maar op basis van gewekte verwachtingen of afspraken met derden doorgang moeten krijgen.
Groep 3: alle overige investeringen.
Vervolgens wordt van de investeringen uit groep 1 een meerjarenplanning gemaakt die gebaseerd is op de beschikbare interne en externe uitvoeringskracht. Er wordt een zo realistisch mogelijke raming van de investeringsbedragen per jaar opgesteld. Dat moet ertoe leiden dat voor het komende begrotingsjaar 2025 bedragen worden opgevoerd die vrijwel zeker haalbaar zijn. Voor 2026 en volgende jaren mag en zal de raming met meer onzekerheden zijn omgeven. Vervolgens doen we hetzelfde met investeringen uit groep 2, en daarna uit groep 3.
Indien tijdens het lopende begrotingsjaar 2025 blijkt dat investeringsuitgaven die in 2026 en verder zijn begroot, toch in 2025 kunnen worden gerealiseerd, stellen we aan uw raad voor bedragen naar 2025 over te brengen (via de 1e of 2e Voortgangsmonitor of separaat raadsvoorstel). Investeringsuitgaven waarvan we vermoeden dat deze niet in de komende vier jaren zullen worden uitgegeven, nemen we op in het eerstvolgende begrotingsjaar daaropvolgend. Dat betekent dat we in de meerjarenbegroting 2025 tot en met 2028 een jaarschijf 2029 opnemen voor deze investeringsbedragen. Bij de volgende meerjarenbegroting kijken we dan wederom kritisch naar onze investeringsplanning. We kijken dan ook wat er van de investeringen die onder het begrotingsjaar 2029 zijn opgenomen nader kan worden toebedeeld aan eerdere begrotingsjaren.
Het nieuwe investeringsplan zal tegelijkertijd met de 1e Voortgangsmonitor 2025 ter besluitvorming aan uw raad worden voorgelegd.
De effecten van het bijgestelde investeringsplan vinden hun weg via de reguliere planning- en controlproducten:
- Effecten van kredieten die in 2024 niet volledig tot besteding zijn gekomen, worden verwerkt in de Stadsrekening 2024. De doorrekening van de kapitaallasten (rente en afschrijving) van de in 2024 gerealiseerde investeringen nemen we mee in de 1e Voortgangsmonitor 2025 (voor begrotingsjaar 2025).
- Aanpassingen in investeringskredieten voor het jaar 2025 en verder hebben voor 2025 geen budgettair effect. De bijgestelde ramingen van die investeringsuitgaven en de daarbij behorende wijziging in kapitaallasten (rente en afschrijving) nemen we daarom mee in de Stadsbegroting 2026 tot en met 2029.